'Kloster?' 'Ja?'
De toon was ernstig en kortaf en er sprak
ongeduld uit zijn stem, alsof hij de telefoon had opgenomen terwijl
hij druk bezig was met iets anders.
'Ik heb uw nummer van Campari gekregen,' zei ik,
bereid om elke keer dat het nodig was een leugen te vertellen. Ik
zei wie ik was en wachtte in spanning af. Even dacht ik dat ik te
hoog had ingezet, maar mijn naam leek aan de andere kant van de
lijn niet de minste herkenning teweeg te brengen. 'Ik heb mijn
eerste twee romans ook bij Campari gepubliceerd,' zei ik, niet
helemaal zeker dat dit de juiste toegangscode was.
'Ah, ja, natuurlijk, de schrijver van
Deceptie!
'Desertie! corrigeerde ik, lichtelijk vernederd,
en in een verdedigende reflex legde ik uit: 'Dat was mijn
eerste.'
'Desertie, natuurlijk, nu herinner ik het me
beter. Een merkwaardige titel, behoorlijk extreem voor een eerste
roman. Ik herinner me dat ik me afvroeg welke titel u aan uw tweede
roman zou gaan geven. Met de staart tussen de benen? Het leek alsof
u in die tijd alleen Lyotard had gelezen; ik wilde het eigenlijk al
na een paar bladzijden wegleggen. Hoewel het tegen het einde ook
wel iets van Balzacs Verloren illusies heeft, vindt u ook niet? Het
doet me genoegen dat u er daarna nog een hebt geschreven. Dat is de
paradox van schrijvers die over deserties, grenzen, doodlopende
straten schrijven: daarna willen ze allemaal toch een volgend boek
publiceren. Ik had verwacht dat u criticus zou worden. Als ik het
me goed herinner heb ik uw naam onder een recensie zien staan. Een
recensie met alles erop en eraan. En volgens mij herinner ik me dat
inderdaad goed.'
Zou hij dan misschien ook het artikel hebben
gelezen dat ik over zijn boeken had geschreven? Aan zijn toon was
niets te horen waardoor dat met zekerheid was vast te stellen. Maar
hij had in elk geval nog niet opgehangen.
'Ik heb een paar jaar kritieken geschreven,' zei
ik. 'Maar daarnaast ben ik altijd blijven schrijven: mijn tweede
roman, Coïncidenties, is in hetzelfde jaar verschenen als uw De dag
van de dode, zij het met minder succes. En daarna heb ik nog twee
romans geschreven,' zei ik, toch gekwetst omdat hij mijn boeken zo
slecht kende.
'Dat is me helaas ontgaan, ik neem aan dat ik
beter moet letten op wat er allemaal aan nieuwe boeken verschijnt.
Maar ik ben blij voor u: van profeet van de verlating bent u zich
aan het ontwikkelen tot een productief auteur. Maar u belt me vast
niet om over uw of mijn boeken te praten.'
'Eigenlijk wel,' zei ik. 'Ik bel u omdat ik een
roman ga schrijven die gebaseerd is op een ware gebeurtenis
...'
'Een ware gebeurtenis?' onderbrak hij me op
spottende toon. 'Wat een ommezwaai! Ik dacht dat u gruwde van
realisme en alleen maar geïnteresseerd was in van die uiterst
gedurfde taalexperimenten.'
'U hebt gelijk,' gaf ik toe, bereid om de
klappen te incasseren. 'Dit wordt heel anders dan alles wat ik tot
nu toe heb geschreven. Iemand heeft me dit verhaal verteld en ik
wil het heel precies opschrijven, bijna als een kroniek, of een
reportage. Maar het is zo'n ongelooflijk verhaal dat niemand zal
denken dat het echt is gebeurd. Behalve natuurlijk de personen die
erbij betrokken zijn. Dat is de reden waarom ik u bel,' zei ik, en
ik wachtte op zijn reactie.
'Ben ik een van de personen die erbij betrokken
zijn?' Hij leek geamuseerd en klonk alsof hij het nog niet helemaal
geloofde.
'Ik zou zelfs zeggen dat u het belangrijkste
personage bent.'
Er viel een stilte aan de andere kant, alsof
Kloster het juiste voorgevoel had en zich nu voorbereidde op een
heel ander spel.
'Ah, op die manier,' zei hij. 'En waar gaat dat
verhaal over dat ze u hebben verteld?'
'Over een reeks onverklaarbare sterfgevallen in
de omgeving van één persoon.'
'Een misdaadverhaal? Dus u wilt zich op mijn
terrein begeven? Wat ik niet begrijp,' zei hij na een seconde, 'is
hoe ik de hoofdrolspeler van zo'n verhaal zou kunnen zijn. Ben ik
soms het volgende slachtoffer?' vroeg hij op een toon die gespeelde
schrik uitdrukte. 'Ik weet dat sommige schrijvers van uw generatie
me het liefst zo snel mogelijk dood zouden zien gaan, maar ik heb
dat altijd als een metafoor opgevat, ik hoop niet dat ze bereid
zijn om daadwerkelijk tot actie over te gaan.'
'Nee, u bent niet het volgende slachtoffer, maar
eerder de persoon die achter al die sterfgevallen zit. Dat is
althans wat de persoon die me dit verteld heeft denkt.' En ik
noemde de voor- en achternaam van Luciana. Kloster liet een droge,
nare lach horen.
'Ik vroeg me al af hoe lang het zou duren
voordat u die naam zou noemen. Dus de "Lady of Shalott" is weer in
de aanval gegaan. Ik neem aan dat ik dankbaar zou moeten zijn: de
vorige keer stuurde ze de politie op me af, blijkbaar wordt ze
subtieler in haar ambassadeurskeuze. Wat ik niet kan geloven is dat
er nog iemand is die naar haar wil luisteren. Maar had u niet een
soort relatie met haar?'
'Ik had haar al tien jaar niet meer gezien. En
ik weet eigenlijk niet in hoeverre ik haar moet geloven, maar ik
geloof haar voldoende om te besluiten om dat verhaal te schrijven.
Al wil ik het uiteraard niet publiceren zonder eerst uw versie te
horen.'
'Mijn versie ... eigenaardig dat u dat zegt. Ik
ben namelijk ook al jaren bezig aan een verhaal, laten we het zo
maar noemen, met dezelfde personages. Dat overigens ongetwijfeld
heel anders gaat worden dan dat van u.'
Deze mededeling kwam voor mij als een geschenk
uit de hemel. Want niets maakt een schrijver onrustiger dan
berichten dat een andere schrijver bezig is met hetzelfde
onderwerp. Nu moest ik mijn troef zorgvuldig uitspelen.
'Als u het goedvindt,' zei ik, 'zouden we elkaar
kunnen ontmoeten, op een dag dat u er tijd voor hebt. Dan kan ik u
laten zien wat ik tot nu toe heb geschreven op basis van wat ze me
heeft verteld. Maar als u me kunt uitleggen waarom ik haar niet zou
moeten geloven, zal ik het hele idee laten varen. Ik zou uiteraard
niets willen publiceren dat u op een gratuite manier schade zou
kunnen berokkenen.'
Ik had, zoals gewoonlijk, weer te veel
gezegd.
'Op de manier waarop u het brengt,' zei Kloster
bits, 'lijkt het bijna chantage. Ik heb me ook al eens tegen een
poging tot chantage van dat meisje moeten verdedigen. Of heeft ze u
daar niets over verteld? Ik hoef u nergens van te overtuigen, ik
ben niemand een verklaring schuldig. Als u geloof wilt hechten aan
het verhaal van een waanzinnige, zult u begrijpen dat ik dat niet
als mijn probleem beschouw. Dan is dat uw probleem.'
Hij ging steeds harder praten en ik dacht dat
hij elk moment kon ophangen.
'Nee, natuurlijk is het geen chantage,'
probeerde ik hem gerust te stellen. 'Ik ben niet haar afgezant, ik
heb geen enkele relatie met haar, ze kwam me na tien jaar weer
opzoeken, en zoals ik u al eerder heb gezegd, had ook ik het idee
dat ze een beetje in de war was.'
'Een beetje in de war ... U bent heel
welwillend. Maar goed, als u dat maar goed beseft, dan heb ik er
geen probleem mee om een afspraak te maken, en dan zal ik u ook
eens een paar dingen vertellen. Bovendien is er iets wat ik u zou
willen vragen, over een detail dat ik in mijn boek wil gebruiken.
Maar daar hebben we het dan wel over. Hebt u mijn adres?'
Ik zei ja.
'Goed, dan verwacht ik u morgen om zes uur 's
middags.'